Start
Redactie
Mijmeringen
Over de Beemster Bengel
Nieuwsarchief
Gastenboek
 
Beemster historicus Gerrit Köhne, zijn dochter Corrie
en het boek van Vredenburg

Middenbeemster, 22 maart 2012 -

Dit artikel gaat over het verleden van het HGB, toen nog 'Historisch Genootschap Jan Adriaansz. Leeghwater' en de man, die deze naam waarschijnlijk bedacht heeft: Gerrit Köhne, in zijn werkzaam leven onderwijzer aan De Bloeiende Perelaar in Zuidoostbeemster en na zijn pensioen volop actief als Beemster historicus..
Links een foto van Köhne, gemaakt in 2000 tijdens de opening van het nieuwe Agrarisch Museum in de stolp Westerhem. Dat hij dit nog mocht meemaken was de vervulling van één van zijn hartewensen. Zijn gezondheid was toen al zeer broos. Korte tijd daarna is hij helaas overleden.

Köhne verstond de kunst van het vertellen, bijvoorbeeld over hoe hij aan de spulletjes kwam voor het huidig Museum Betje Wolff, in 1937 nog een museum in wording. Het was een waar genoegen om naar zijn vertellingen te luisteren.
Eén daarvan was hoe hij aan een heel bijzonder boek was gekomen: het grote boek van Vredenburg met als titelblad:

 
Les plans, élévations, et description
de la maison nommée

Vredenburg,
située dans le Beemster.
Les ouvrages d’architecture ordonnez par Pierre Post architecte de Leurs Altesses les Princes d’Oranges. Leiden: Pierre van der Aa, 1715;
 
     
  Vogelvlucht
Het boek, in afmeting 49 x 31cm, werd gedrukt op origineel gemarmerd omslagpapier en omvat de ontwerptekeningen van de buitenplaats Vredenburg aan de Zuiderweg door de in zijn tijd zeer vooraanstaande architect Pieter Post (1608-1669. Deze bouwmeester heeft ook het Mauritshuis in Den Haag op zijn naam staan. Overigens was ook de toren van de kerk in Middenbeemster van zijn hand.)
Opdrachtgever voor de bouw van de buitenplaats was Frederik Alewyn.
Naast de plattegrond van het huis bevindt zich in het boek een uitvouwbare plattegrond van de benedenverdieping, de voor- en achterzijde en is er een perspectieftekening van het hele landgoed, inclusief de tuin en de aanplant, in vogelvlucht bijgevoegd.
     
Over hoe Köhne aan dit boek is gekomen, kon hij jaren later smakelijk en nog met pretlichtjes in zijn ogen vertellen.
In de dertiger jaren reisde hij, toen nog een kweekschoolstudent, voor zijn opleiding elke dag van Beemster naar Amsterdam. Omdat hij altijd al geïnteresseerd was in geschiedenis mocht hij op weg naar of van zijn school graag scharrelen over de boekenmarkt in de Oudemanhuispoort. Op een dag zag hij daar een boek, dat sterk zijn aandacht trok omdat de naam Beemster op het titelblad stond. Dát boek moest en zou hij hebben! Maar... het kostte toen wel 25 gulden en dat was (in de grote crisistijd) een heel groot bedrag.
 

En elke dag weer ging Köhne kijken of het boek er nog lag. Het lukte hem tenslotte toch het geld bij elkaar te krijgen en de koning te rijk kwam het thuis in zijn boekenkast terecht.
Het muisje had echter een staartje. Het heeft later namelijk een grote rol gespeeld in een bijzondere ontdekking.

     
 

Hoewel Corrie Beemsterboer-Köhne wel van het bestaan van het boek zal hebben afgeweten, was haar aandacht er eigenlijk nooit zozeer naar uitgegaan. Tot ze door Vincent Falger betrokken werd bij het maken van de Nieuwe Kroniek van de Beemster. Het historisch besef, dat een erfenis van haar vader zal zijn, moet toen toch ontwaakt zijn.

Zo las ze in een verzamelboek van Andries de Vries over de oorlogsjaren.
Al lezende kwam het verhaal haar bekend voor en toen drong het tot haar door, dat dit het dagboek van haar eigen vader betrof, waarvan Andries een uittreksel had gemaakt.

Leuk als je als het ware zo door het verleden op je vingers wordt getikt en je opeens beseft hoeveel je vader voor de Beemster heeft betekend.
Toen ze daarna ook nog het boek van Vredenburg in haar handen kreeg, leek het wel of haar handen als een zoete herinnering aan haar in 2000 overleden vader het papier streelden.
     
Op zes cassettebandjes heeft Gerrit Köhne alles verteld wat hij wist over de inrichting van Museum Betje Wolff: het huis, de restauratie en de museumschatten. Ook hoe hij er altijd op uit was om nieuwe interessante spullen te verkrijgen: "Op een goede dag ergens in de jaren 50 bezocht iemand uit Medemblik het museum. Die persoon woonde in het Koggehuis, het voormalige Waterschapshuis aldaar. Hij zag de tekeningen in dat boek van Vredenburg en vertelde toen, dat hij de plaatjes herkende. Er stond namelijk bij hem op zolder een grote grijze kist, waarin een speelgoedhuis zat, dat als twee druppels water op die tekeningen leek.  
Toen een afvaardiging van het museum daar eens ging kijken, wachtte hem een grote verrassing. Dit was inderdaad een bouwmaquette, die gemaakt moet zijn  naar aanleiding van de tekeningen van Pieter Post in opdracht van de heer Alewijn.
     
  In die tijd werd wel vaker een model van hout gemaakt om de indeling van de vertrekken te laten zien. Zelfs het dak kon er af, zodat in je in de vertrekken kunt kijken. De eigenaar heeft de maquette aan Museum Betje Wolff geschonken. geneigd deze maquette aan Museum Betje Wolff te schenken en zo kwam het museum in het bezit van zowel het boek als de maquette .
Een hoogleraar bouwkunde/architectuur en van Monumentenzorg in Zeist, was verrast over de goede staat van de maquette: zoiets had hij nog nooit eerder gezien. Wel wordt aangenomen, dat meer van dergelijke houten maquettes zijn gemaakt, maar daar is niets van bewaard geworden.
Waarschijnlijk mochten de kinderen er mee spelen als het huis gebouwd was. De maquette van Vredenburg werd in 1643 gemaakt voor de zeer invloedrijke familie Alewijn als model voor het buiten dat in 1645 werd gebouwd. Tot in het begin van de 19de eeuw is het door nakomelingen bewoond. Daarna raakte het statige landhuis in verval en werd gesloopt.
De zo onverwacht opgedoken maquette werd dermate kostbaar bevonden dat deze in een vitrine werd geplaatst en er kwam ook een aparte glazen kast voor het binnenwerk. De maquette werd overigens op voortreffelijke wijze door Nol Karskens gerestaureerd.
 
 
Toen bekend werd, dat Betje Wolff over een heel bijzonder museumstuk beschikte, kwamen er uit de hele wereld uitnodigingen binnen om de maquette voor tentoonstellingen over architectuur beschikbaar te stellen. Zo kwamen aanvragen uit Hamburg, Venetië, Montreal, Washington, Parijs en Berlijn. Allemaal van musea, die aandacht aan de Renaissancebouwkunst wilden besteden.
Uiteraard is Betje Wolff uiterst terughoudend om dit pronkstuk uit te lenen omdat het museum de maquette dan zelf niet meer kan laten zien aan bezoekers.
   
Mieneke meet haar sassistent Leander   Replica
Maar voor één keer wilde het museum een uitzondering maken. Er kwam namelijk een vraag van het Museum Palazzo Grassi in Venetië voor een bijzondere tentoonstelling over architectuur ''The Triumph of Baroque' in het slot Stupinigi in Turijn.
De Italianen wilden de maquette zo graag op die tentoonstelling laten zien, dat ze een genereus aanbod deden: als tegenprestatie mocht Museum Betje Wolffnamelijk een exacte replica van de maquette laten maken.
Dit was zulk een aanlokkelijk aanbod, dat daarop werd ingegaan. Omstreeks 1999 kreeg Mieneke van Gogh, een zeer begaafd miniatuur- en modelmaakster in Purmerend daartoe de opdracht.
Mieneke maakte een replica, die als twee druppels water op het origineel lijkt. Natuurlijk heeft ze ook gebruik gemaakt van de ontwerp-tekeningen in het boek. Museum Betje Wolff kan nu als er weer eens een museum met een uitleenvraag komt, deze replica ter beschikking stellen. Als de replica niet is uitgeleend, staat deze vaak te pronk in de hal van het Gemeentehuis Beemster.